Alleen struisvogels en topsporters zijn nog met topsport bezig

Amsterdam, 1 december 2018 – Over precies een week organiseert de KNBSB weer een congres. Sinds de Bondsraadsvergadering van 20 oktober is deze bijeenkomst waar alle clubs ook stemrecht hebben weer het hoogste orgaan bij de bond. Als je als verenging nog wat wil of vindt dan is dit hét moment om je te laten horen.

Tijdens dit congres presenteert het nieuwe bestuur de toekomstplannen die de naam “Picture of Success 2023” dragen. Omdat het achteraf altijd makkelijk is om overal ‘tegen’ te zijn heb ik ervoor gekozen om nu al op te schrijven waar we volgens mij staan met het Nederlandse honkbal, wat er mis is én wat we eraan kunnen, nee, MOETEN doen.

Succes in de MLB
Laat ik dan maar beginnen met wat er wél heel goed gaat, want wat hebben we het getroffen met al die toppers in de MLB met een Nederlands paspoort! Ik heb ze de afgelopen jaren allemaal zien spelen en ben als die hard fan al in heel wat verschillende Amerikaanse steden en stadions geweest. En volgend jaar ben ik er in Londen, ondanks de exorbitante prijzen ook bij! Xander zal dan wel spelen, maar ik ben bang dat Didi nog niet hersteld zal zijn van z’n operatie.

Ook in de Minor League spelen er veel jongens met een Nederlands paspoort. En om heel eerlijk te zijn, die heb ik niet vaak zien spelen. Dat betekent niet dat ik geen Minor League wedstrijden heb gezien, want ook daar heb ik inmiddels een leuk lijstje van opgebouwd, maar ‘onze’ onbekendere maar eveneens succesvolle jongens heb ik niet speciaal opgezocht.

De wedstrijden en spelers in de Minor League zijn van een hoog niveau. En dat geldt niet alleen voor de Triple-A, maar ook in de Double-A en Single-A zie je hele goede spelers die op weg zijn naar de Majors. Sommigen omdat ze jong en talentvol zijn, anderen omdat ze talentvol zijn en terugkomen van een blessure en weer anderen zijn heel hard aan het werk om hun verloren plekje in de hoofdmacht weer terug te winnen. Er is maar weinig plaats aan de top, en de wereld van de topsport is meedogenloos. En tussen al die spelers zitten dus ook veel jongens met een Nederlands paspoort, jongens van Curaçao en Aruba. Iets waar we allemaal trots op kunnen zijn. Veel van hen mogen dan misschien zelden of nooit in Nederland geweest zijn, maar we wonen toch allemaal in één en hetzelfde Koninkrijk.

Overigens mogen we op al die spelers trots zijn, maar financieel gezien hoef je er maar op een paar jaloers te zijn. Kenley Jansen is de best verdienende sportman van Nederland, en met Xander, Didi, Andrelton en de rest van de MLB’ers hoef je ook geen medelijden te hebben, maar in de Minors verdien je écht heel erg weinig, en zelfs dat dan maar de helft van het jaar.

En dat is niet eens zo gek als je die vaak bijna uitgestorven Minor League-stadions ziet. Alles is tip top in orde. Het veld, de tribunes, het scorebord, hotdog-, frisdrank-, popcorn-, en bier-standjes, de fanshops, de mascottes, de cheerleaders, de film-crew die live tussen de innings met allerlei spelletjes het schaars aanwezige publiek probeert te entertainen. Geen kosten of moeite worden gespaard om ‘de wedstrijdervaring’ toch maar een beetje op die bij de MLB te laten lijken. En om het plaatje compleet te krijgen staat er vaak ook een batterij MLB-waardige spelers in het veld. Maar zelfs daar stroomt het Amerikaanse publiek niet massaal op af. Minor League-clubs zijn vaak al blij als er break-even gedraaid wordt, en pas als spelers het aller hoogste niveau hebben gehaald kunnen ze rekenen op een serieus salaris.

Antillianen in Nederland
Naast trots op de Antillianen die in de VS spelen en daar succes hebben mogen we ook dankbaar zijn voor de Antillianen die jaren geleden al naar Nederland kwamen. Ze namen de liefde voor honkbal mee van de eilanden naar hier, en al jaren geven zij de Hoofdklasse én het Nederlands team letterlijk en figuurlijk kleur. En het is natuurlijk gevaarlijk om te generaliseren, maar ‘ze’ zijn over het algemeen ook gewoon heel erg talentvol en goed.

Maar ja, ondanks die positieve inbreng van deze Caribische spelers gaat het al decennia lang slecht met de honkbalsport in Nederland. Het ledenaantal daalt jaar na jaar en de bond heeft amper nog 20.000 leden. En van die leden zijn er nog geen 3.800 die in een seniorencompetitie honkbal spelen. Op het hoogste niveau is die verschraling lang onzichtbaar geweest maar de rek is er ook daar nu al een aantal jaren uit.

Op de eilanden (niet de Wadden) is honkbal nog steeds volkssport nummer één, maar de talenten komen niet in grote getale naar Nederland om hier hun geluk te beproeven. Nee, ook de MLB-clubs hebben het Caribisch gebied ontdekt en hebben de deuren wagenwijd opengezet voor al die ruwe diamantjes. En natuurlijk is dat voor al die spelers heel veel aantrekkelijker dan voor een appel en een ei, ver weg van waar de echt grote kansen liggen, in het koude Nederland in de Hoofdklasse te gaan spelen.

Het Nederlands team
Maar gelukkig is daar dan het Nederlands team. Al jaren komen daar de beste spelers uit het Koninkrijk samen en even hebben ‘we’ dan op honkbalgebied weer iets te vertellen in de wereld. Als we echt allemaal samenkomen en de beste spelers kunnen en mogen selecteren kunnen we wereldkampioen worden (2011), en horen we keer (2013) op keer (2017) tot de beste landen van de wereld op de World Baseball Classic. Als je die resultaten het succes laat bepalen lijkt het dan ook gewoon heel goed te gaan. Maar helaas hebben die resultaten weinig tot niets te maken met hoe het écht gaat met het honkbal in Nederland.

Het zou mooi zijn als die successen ervoor zouden zorgen dat er weer meer honkballertjes op de Nederlandse velden zouden rondlopen, maar dat is helaas niet gebeurd. Je kan hier natuurlijk roepen dat de bond dit helemaal verkeerd heeft aangepakt, en dat er meer mee ‘gedaan’ had moeten worden, maar wetenschappelijk onderzoek wijst uit dat dit soort topprestaties eigenlijk nooit leidt tot (structurele) groei. Niet bij honkbal, maar ook niet bij andere sporten.

Andersom werkt het wel. Als er maar genoeg clubs, teams en spelers zijn, dan wordt vanzelf het niveau hoger, en wordt de kans op een goed resultaat op een groot toernooi ook groter. Het trickle-up effect, ik schreef er al eerder over. Geen particuliere mening, maar feiten gestaafd door onderzoek van het ministerie van VWS.

Behoud van leden
De honkbalsport in Nederland ga je dus niet redden met een aantal toppers in de MLB en ook niet met een goed resultaat op de WBC. Nee, zelfs prestaties dichter bij huis, winst op een EK of domineren in de Europa Cup, doen uiteindelijk weinig tot niets voor de instroom en behoud van spelers.

Maar dat de honkbalsport gered moet worden mag duidelijk zijn. Er moeten veel meer nieuwe speler(tje)s geworven worden, maar even belangrijk is dat als die spelers eenmaal aan boord zijn, dat ze ook aan boord blijven.

Uit de marketing hebben we geleerd dat het altijd moeilijker is nieuwe klanten te werven dan bestaande klanten te behouden. Beide kanten zijn belangrijk, maar ook in de marketing wordt nog vaak de fout gemaakt om nieuwe klanten te lokken met allerlei cadeautjes terwijl bestaande klanten jaar na jaar niets dan een prijsindexatie mogen incasseren. Die gaan dus afhaken om ergens anders mee te maken hoe leuk het kan zijn om een nieuwe klant te zijn.

Ook voor het honkbal in Nederland geldt dat het ledenprobleem bijna zou zijn opgelost als je de uitstoom weet te stoppen, of drastisch weet te beperken. Natuurlijk, er kan en moet meer bij, van onderop, maar dat gebeurt ook gewoon, elk jaar.

Het prettige van deze conclusie is dat we, omdat we alle spelers die nu spelen kennen, ineens veel beter kunnen inschatten wat we moeten doen om het ledenaantal weer de goede kant op te stuwen, en hoe we daardoor de verengingen weer gezonder krijgen. Daarmee sluit je ook meteen die andere en verkeerde reflex, grote aanpassingen in de regels van het spel, uit. Je kan proberen met radicale aanpassingen meer leden te werven, maar de bestaande leden, die voor honkbal zoals wij het kennen hebben gekozen, zullen afhaken. Dat is dus het kind met het badwater weggooien.

We moeten er dus alles aan doen om honkbal voor zoveel mogelijk spelers zo lang mogelijk aantrekkelijk te houden, alleen dan gaan we de sport in Nederland redden.

We moeten hiervoor dan ook niet kijken naar spelers die niet in Nederland spelen, die dragen namelijk niets fundamenteels bij aan honkbal IN Nederland. Dat geldt voor de MLB’ers, de jongens in de Minors, maar ook voor alle honkballers op Aruba en Curaçao. Al geldt voor die laatste groep natuurlijk wel dat zij als onderdeel van het Koninkrijk ook gewoon recht hebben op een goed plan om op de eilanden verder te komen. Dat plan kan alleen niet hetzelfde plan zijn als het plan voor Nederland. Daarvoor zijn de verschillen en problemen te groot.

Comité Olímpico Arubano
Curaçao en Aruba kunnen en gaan het Nederlandse honkbal dus niet redden, wie dat ooit gedacht heeft zou heel snel onder z’n steen terug moeten kruipen, maar waarschijnlijker is het een vakantiehuisje op één van deze eilanden. Andersom is het trouwens al helemaal niet nodig. De sport is daar namelijk wél populair en beide eilanden hebben gewoon een eigen nationale ploeg. Aruba heeft zelfs een eigen Olympisch Comité. Spelers van Curaçao en Aruba mogen sinds 2012 kiezen of ze bij de Olympische Spelen kiezen voor deelname onder de Nederlandse of Arubaanse vlag. Nu nog even kwalificeren, maar dat geldt natuurlijk voor alle landen.

Misplaatste ambitie
De Nederlandse bond heeft in 2015 in het Grand Slam-plan drie belangrijke ambities benoemd waarvan er twee aan elkaar verbonden en ontzettend logisch zijn: ledengroei en vitale verenigingen. De derde ambitie “Internationale Top 3-5 positie” past natuurlijk goed bij een topsportorganisatie, maar draagt niet bij aan ledengroei. Deze ambitie past wel bij de eisen van NOC*NSF en dat is daarmee ook de enige logische verklaring waarom deze topsportambitie benoemd wordt in de plannen van onze bond.

Een andere, en misschien nog veel belangrijkere reden waarom deze ambitie niet thuis hoort in het plan van de KNBSB is dat de bond hier totaal geen invloed op heeft, laat staan er controle op kan uitoefenen. Nederland kan alleen aanspraak maken op deze plekken als er spelers geselecteerd kunnen worden die niet in Nederland spelen. Op dit moment is er gewoonweg niet genoeg kwaliteit in Nederland. Voor de WBC moeten er MLB’ers meedoen en voor de Premier 12 en waarschijnlijk ook de Olympische Spelen moeten dat Minor Leaguers zijn.

Voor deze spelers geldt alleen dat ze simpelweg selecteren helemaal nog niet betekent dat ze voor Oranje gaan spelen. Hun werkgevers beslissen namelijk of ze voor het Nederlands team mogen uitkomen. En zelfs als dat mag, dan nog zullen ze in veel gevallen ervoor kiezen niet of niet volledig voor het Nederlands team te gaan. In het voor- en naseizoen van de profcompetities liggen blessures op de loer, vraag maar aan Didi Gregorius die door een blessure opgelopen tijdens de WBC in 2017 een volle maand competitie voor de Yankees moest missen. Die ‘fout’ zal ie waarschijnlijk niet zo snel meer maken. Spelers en de MLB-clubs kiezen voor hun eigen toekomst, niemand vindt dat gek, maar waarom zou de KNBSB dan niet mogen kiezen voor de toekomst van honkbal in Nederland?

Kiezen voor spelers die in Nederland spelen
De proforganisaties in de MLB zijn het hoogst haalbare voor de spelers, en de vertegenwoordigende teams zijn voor de écht grote talenten niet meer dan een middel om zichzelf in de kijker te spelen. Dat geldt ook voor de jeugdtoernooien waar jongens die op Aruba en Curaçao spelen voor Nederland uitkomen. Volgens de kenners zijn zij beter dan de jeugdspelers in Nederland, en wie ben ik om daaraan te twijfelen, maar het selecteren van deze jongens draagt niets bij aan het honkbal in Nederland. Nog sterker, het zorgt voor een tegenovergesteld effect. Jongens die nu afvallen en voor wie het spelen in een Oranje-team misschien wél het ultieme doel was, raken gedemotiveerd en vallen niet alleen af voor Oranje, maar uiteindelijk daardoor ook voor de hele sport.

Dat geldt voor de jeugd, maar zeker ook voor de tophonkballers in de Hoofdklasse die hun plekjes in het Nederlands team ingenomen zien worden door jongens die nog nooit in Nederland gespeeld hebben. De bond mag blij zijn dat het hier gaat om échte topsporters want deze hoofdklassers zullen niet snel gaan lopen klagen dat ze hun plaats kwijt zijn. Topsport is keihard, dat weten zij als geen ander, als er iemand beter is dan moet je zelf nóg beter worden of niet zeuren.

Ook coaches kun je het selecteren van de beste spelers niet kwalijk nemen. Zij zijn passanten en krijgen een opdracht voor de korte termijn: selecteer het best mogelijke team en eindig daarmee zo hoog mogelijk bij het volgende grote toernooi. De MLB en de MLB-clubs beperken onze bondscoaches in hun vrije keuze, dus waarom zou onze eigen bond geen kaders mogen stellen? In dienst dus voor het honkbal IN Nederland: selecteer géén jongens die in het buitenland spelen. Dit voorstel is overigens helemaal niet zo revolutionair als je misschien zou denken want tot zo’n zes jaar geleden was het A-statushouders verboden om in Italië te gaan spelen. Dat had de bond besloten omdat ze vonden dat de Hoofdklasse beschermd moest worden tegen een massale Exodus. Als de spelers toch naar Italië zouden gaan waren ze hun status kwijt.

Inmiddels is die situatie veranderd want volgens Tjerk Smeets, Technisch Directeur van de KNBSB, exporteren we ongeveer de helft van de 24 te vergeven A-statussen naar het buitenland. Doodzonde, want als je dan tóch topsport wil bedrijven in Nederland, zorg er dan in ieder geval voor dat het daarvoor beschikbare geld hier blijft. Naar aanleiding van het stuk Stop export NOC*NSF-geld schreef iemand mij dat spelers die nu niet voor het Nederlands team uitkomen niet beter worden van meer geld, maar dat is pertinent onwaar. Spelers zonder talent zullen niet ineens talent krijgen als er meer geld beschikbaar is, dat klopt, maar als je talentvolle spelers de financiële mogelijkheden biedt om zich volledig op honkbal te richten dan worden ze beter, dan wordt hun team beter én dan wordt de Hoofdklasse beter.

Maar even los van de kans op een hoger niveau van de Hoofdklasse gaat er nu ook gewoon individuele kwaliteit verloren. Spelers kiezen veel sneller voor een maatschappelijke carrière als het zo overduidelijk is dat je alleen als werper een beetje kans maakt om in het Nederlands team te komen. Het meest actuele voorbeeld hiervan is misschien wel Nick Urbanus, MVP van de Hoofdklasse in 2016, dit jaar nog een slaggemiddelde van .298 en de slagman met meeste slagbeurten in de hoofdklasse, beslissend voor L&D Amsterdam in de Europa Cup, maar dit jaar ook ‘gewipt’ uit het Nederlands team. Daar sta je dan, 26 jaar, nog niet eens de leeftijd waarop je als honkballer op je best bent, één van de meest getalenteerde en best presterende honkballers in Nederland, gedwongen te kiezen tussen honkbal en een maatschappelijke carrière. Urbanus heeft gekozen en is gestopt met honkballen. Dat een topsporter die keuze maakt is overigens niet zo gek. Het is vaak alles of niets, maar het is doodzonde voor het honkbal in Nederland. De hoofdklasse wordt hierdoor weer een beetje slechter en een speler die een voorbeeldfunctie had voor de jeugd is verdwenen van het toneel.

Uiteindelijk moeten we het allemaal kunnen rooien zonder subsidie van het NOC*NSF want het is allerminst zeker dat honkbal Olympisch blijft. Als in 2024 honkbal plaats moet maken voor petanque of parkour dan zal de beschikbare pot geld sowieso veel kleiner zijn. Maar zolang het geld er nog is moeten we het wel veel verstandiger besteden.

De aantrekkingskracht van de top 2
Het Nederlands team weer bereikbaar maken voor meer spelers uit de Hoofdklasse is relatief eenvoudig. Die beslissing moet gewoon genomen worden. Met 24 spelers met een A-status zou het niveau in de Hoofdklasse moeten stijgen, maar of de competitie spannender en aantrekkelijker wordt hangt ook af van waar die extra 12 spelers met een A-status gaan spelen.

Op dit moment kiezen de beste spelers stuk voor stuk voor L&D Amsterdam of Curaçao Neptunus. Je zou kunnen zeggen dat het geld van de A-statussen zorgt voor competitievervalsing. Niet alleen beschikken deze clubs dus over spelers die door het NOC*NSF betaald worden, maar ook de goede spelers die geen stipendium ontvangen gaan graag naar deze twee clubs. Het is allemaal goed geregeld in 010 en 020, en belangrijker nog, sportief is dit de beste keuze want dit zijn de clubs waarbij je Europees kan spelen. Met de huidige krachtsverhoudingen zijn andere clubs volledig kansloos. Een uitweg uit deze situatie is nu nog moeilijk voor te stellen. De beste spelers gaan naar de beste clubs die daardoor de beste clubs blijven.

Om te kunnen overleven als sport moeten we ervoor zorgen dat we een aantrekkelijke hoofdklasse competitie hebben, en het gat tussen de top 2 met de rest van de clubs op de een of andere manier verkleinen. Dat lijkt nu ver weg, en dat is het ook, maar om dat enigszins bereikbaar te houden moeten L&D Amsterdam en Neptunus in ieder geval wel ‘normaal’ in de Hoofdklasse blijven spelen. Als deze twee ploegen de mogelijkheid krijgen om in een Europese competitie (anders dan de Europa Cup) uit te gaan komen dan is het gat met de Hoofdklasse definitief onoverbrugbaar geworden.

Ook hiervoor geldt dus dat de bond de keuze moet maken die lijnrecht ingaat tegen het topsportdenken. Voor het niveau van deze twee teams is het vast goed om in een nieuw te vormen Europese competitie uit te komen. Misschien is het ook voor een paar sponsors en daarmee ook de spelers financieel aantrekkelijk om tegen de beste teams uit Italië, Tsjechië en Frankrijk uit te komen. Maar dit zou ook het einde van de Hoofdklasse betekenen. Er zouden feitelijk nog maar twee echt interessante clubs overblijven die op geen enkele manier meer normaal in te passen zouden zijn bij de zes andere teams in de Hoofdklasse.

Net als bij het selectiebeleid voor Oranje moet de bond in dit dilemma dus kiezen voor, en genoegen nemen met, een lager niveau van de twee topteams, maar daarmee ook voor het behoud van kwaliteit en perspectief voor andere clubs en spelers. Perspectief dat helpt zorgen voor vitale verenigingen en ledengroei.

Overigens moet je dat ‘lagere niveau’ wel met een korreltje zout nemen. Er is op dit moment nog geen Europese competitie en de afstand met de andere clubs is nog niet totaal onoverbrugbaar geworden. Het is meer accepteren dat de afstand tussen de top en de rest niet nóg groter wordt.

De jeugdopleiding
Ook de bond is het afgelopen jaar anders naar ‘topsport’ gaan kijken. Eerst werd er bij de scheiding tussen topsport en breedtesport een nieuwe term voor breedtesport geïntroduceerd. De nieuwe naam werd ‘wedstrijdsport’ maar is inmiddels nog een keer aangepast en gaat nu verder als ‘verenigingssport’.

De term ‘topsport’ is gebleven, maar waar de term voor staat is wél stevig veranderd. Aan het begin dit jaar ging het met die term nog over de vertegenwoordigende teams, de honkbalscholen, de Hoofdklasse en de Overgangsklasse. Dat is met de komst van het nieuwe bestuur en de nieuwe bestuursstructuur anders geworden, vanaf dat moment hebben ze het bij de bond alleen nog maar over ‘topsport’ als het gaat over de vertegenwoordigende teams en de honkbalscholen. De clubs in Nederland zijn daarmee bijna verlost van het topsportjuk. Bijna, want de honkbalscholen gooien vaak nog roet in het eten.

In juni van dit jaar riep ik op deze site ook al op om de verantwoordelijkheid voor de jeugdopleiding terug te geven aan de clubs. Het experiment met de academies is mislukt. Er zijn geen talenten opgeleid voor MLB-organisaties en de vraag is of de talenten die nu afgeleverd zijn aan de Hoofdklasse en Overgangsklasse er anders ook niet gekomen waren. Daarbij wordt er nu dus niet meer geselecteerd op kwaliteit, maar op kwaliteit ten opzichte van de rest van de jeugd. Ik bedoel hiermee dat er bij de selectie niet meer gekeken wordt naar of het talentje de potentie heeft door te groeien naar een MLB-organisatie, maar dat er alleen nog maar gekeken wordt naar wie de beste spelertjes van die leeftijd zijn. Zo is het nooit bedoeld.

Maar de aller belangrijkste reden hier is het negatieve effect dat de scholen hebben op de clubs. En daarmee zijn we ook direct weer terug bij de ambities waar het allemaal om zou moeten draaien: vitale verenigingen en ledengroei. Als een vereniging keer op keer geconfronteerd wordt met spelertjes die uit teams getrokken worden omdat ze een kans krijgen op één van de academies, en clubs moeten dus ook keer op keer weer gaten gaan opvullen dan heeft dat een negatief effect op de club, de spelers én de vrijwilligers (ouders) die de club moeten helpen draaiend te houden. Stoppen hiermee dus!

Dat betekent overigens niet dat er vanuit de bond helemaal niets meer gedaan hoeft te worden aan opleiding. Daar schreef ik hier in april al over: “Geef elke regio (weer) een regioteam en selecteer daarvoor de beste spelertjes. Ga met die jongens (en meisjes) een keer extra trainen en organiseer een Nederlands Kampioenschap. Maak bij oververtegenwoordiging van één of twee clubs in de regioselectie desnoods een A- en een B-team zodat meer clubs in de regio spelertjes in een selectie krijgen.“. Op deze manier hou je dus ook de jeugd langer gemotiveerd omdat ze dichter bij ‘selectie’ zijn. Met de beste spelertjes uit het regioteam bouw je dan vervolgens aan de vertegenwoordigende nationale teams.

Topsport
Dit zijn wat mij betreft de kaders die het Nederlandse honkbal nodig heeft om te overleven. En uiteindelijk moet je eerst overleven voordat je kan denken aan leven, presteren, topprestaties, topsport, een topsportstatus, NOC*NSF-subsidie en medailles op toernooien. Dat neemt niet weg dat binnen deze kaders volop aan topsport gedaan kan worden en al die dingen helemaal niet uitgesloten zijn.

Ik denk wel dat de Hoofdklasse er verstandig aan zouden doen om van drie naar twee wedstrijden in de week te gaan, en ook is het eeuwig zonde dat het plan voor de Overgangsklasse in 2020 het niet gehaald heeft. Met akkoord gaan met dit plan hadden de clubs kunnen laten zien dat ze bereid zijn over hun schaduw heen te stappen. Alleen dat al had reden genoeg moeten zijn. De clubs hadden kunnen laten zien dat ze zich realiseren dat er iets moet gebeuren. Niet het beste plan? Prima, maar wel het enige plan dat nu op tafel ligt. Rationeel gezien is er ook geen reden geweest dit plan niet te proberen want in het plan waren er gewoon 9 clubs in de Overgangsklasse gebleven die twee keer per week zouden spelen. Zoals het nu afgesproken is zullen er straks maar acht teams in totaal overblijven in de overgangsklasse, ééntje minder dus zelfs nog dan in het plan OK2020.

Zachte heelmeesters
Dit is wat mij betreft het “Picture of Success“, en het is dus even afwachten hoe het nieuwe bestuur het ziet en waar zij volgende week mee komen. Het gevaar bestaat dat er maar kleine stapjes genomen gaan worden. Dat had tien jaar geleden misschien nog gekund, maar het water staat ons inmiddels aan de lippen. Het is dan ook te hopen dat het plan van het bestuur dat het jaartal “2023” heeft meegekregen niet vol staat met toekomstmuziek, maar dat er ook dappere, stevige en grote stappen in worden aangekondigd.