Amsterdam, 11 februari 2017 – Afgelopen week werd bekendgemaakt welke 28 spelers Nederland zullen vertegenwoordigen op de aanstaande World Baseball Classic.
De bond kiest ervoor om op de Nederlandse Honkbalsite in een artikel met de kop “Tien hoofdklassers in definitieve WBC-selectie” tekst en uitleg te geven. Al tellende in het eerder verstuurde persbericht, en daarna nog maar een keer in het artikel, kom ik maar tot negen hoofdklassers, maar of het er nu negen, tien of elf zijn, wat het meeste opvalt is dat het hier bijna alleen maar om werpers gaat.
De enige niet-werper uit de Hoofdklasse die geselecteerd is is ‘buitenvelder’ Dwayne Kemp. Na een kort rondje langs de velden blijkt dit gewoon dezelfde Dwayne te zijn als de Kemp die afgelopen seizoen bij Neptunus nog op de korte stop positie speelde.
Bij de catchers wordt Ricardo in het persbericht nog gekoppeld aan de Lincoln Saltdogs, maar aangezien hij vorig jaar ook bij Neptunus speelde, zou dit zomaar de 10e Hoofdklasser uit de kop van het stuk van de Honkbalsite kunnen zijn.
Maar wat zegt deze selectie over de positie van Nederland op het wereldtoneel? Wat zegt dit over de Hoofdklasse? Met de kop op de Nederlandse Honkbalsite wordt gesuggereerd dat het heel goed gaat, en wat betreft dit Nederlands Team, deze selectie, kan ik niet anders dan het daar hartgrondig mee eens zijn. Nog nooit had ’n Nederlandse bondscoach de beschikking over zoveel talent en gearriveerde professionals.
Je zou cynisch kunnen doen over de Nederlandse werpersstaf en zeggen dat je altijd 13 werpers moet selecteren, en dat als die er in het buitenland niet zijn je ze dan maar uit de Hoofdklasse moet halen, maar dat doet geen recht aan de kwaliteit van deze werpers. In 2011, toen ‘we’ wereldkampioen werden, was dat óók met werpers die vooral uitkwamen in de Hoofdklasse. Dat was ook bij de WBC in 2013 én twee jaar later bij de Premier 12 het geval.
Bij de catchers lag Zarraga, als bijna-Major Leaguer, natuurlijk voor de hand. Spencer Kieboom zou, puur op kwaliteit beoordeeld, ook nog voor de geselecteerde Ricardo komen, maar Kieboom zit er niet bij en zal zich hoogstwaarschijnlijk volledig willen of moeten richten op de spring training van de Nationals.
Maar ook over het ontbreken van binnenvelders uit de Hoofdklasse moeten we eigenlijk niet cynisch doen. Ok, Kemp, de korte stop van de kampioen van de Hoofdklasse, die ineens het predicaat ‘buitenvelder’ krijgt. Dat zou je raar kunnen noemen, maar wat wil je dan? Hoe goed moet je zijn, in welke competitie moet je spelen om Simmons, Bogaerts én Gregorius achter je te laten? Zelfs Profar wordt in dit Nederlands Team ingedeeld bij de buitenvelders!
Naast Profar moeten dus in ieder geval nog twee (echte) buitenvelders een plek krijgen in de selectie. Niemand vindt het raar dat Balentien, de slugger die in 2013 in Japan nog 60(!) homeruns sloeg, en daarmee de legendarische Sadaharu Oh uit de boeken mepte, nu kan rekenen op een plek in het buitenveld van Oranje. En Sams mag dan geen Major Leaguer zijn, ook hij heeft de nodige prof ervaring. Voor die derde en laatste plek in het buitenveld zou normaliter ook Bernadina nog in aanmerking komen, maar omdat die niet geselecteerd is komen na Oduber en Garia (beiden Lincoln Saltdogs) de Hoofdklassers in beeld. Dus… Diaz! De beste slagman van de Hoofdklasse van de afgelopen twee seizoenen is de enige speler die je hier nog zou kunnen verwachten, en eigenlijk in plaats van Kemp. Waarom hij elke keer niet geselecteerd is weet ik niet, maar voor het aantal Hoofdklassers in de selectie maakt het in dit geval niet uit.
De Hoofdklasse werpers moeten het nu eerst maar gaan bewijzen, maar ten opzichte van hun collega’s die in Nederland een veldpositie spelen en moeten (mogen) slaan zijn ze wél in het voordeel.
Veldspelers, slagmannen, moeten vooral heel veel wedstrijden spelen, liefst op hoog niveau, om zelf ook naar het niveau van de profs te kunnen groeien. Herhaling, herhaling, herhaling. Voor werpers is dat anders. Door de enorme belasting van de werparm is het fysiek onmogelijk om (veel) meer dan één keer per week een wedstrijd te gooien. Die beperking geldt voor werpers die uitkomen in de Hoofdklasse, maar ook voor hun collega’s met een profcarrière in een van de grote competities. Een slagman moet daarbij veel goede werpers tegenover zich krijgen, veel goede pitches zien, om beter te worden, en het liefst dus elke dag. Pitchers daarentegen hebben goede slagmensen tegenover zich minder hard nodig om zichzelf te verbeteren.
Misschien dat faciliteiten als StrikeZone, de indoor trainingshal waar slagmensen op hardgooiende werpmachines heel veel swings kunnen maken, hier in de toekomst verandering in kunnen brengen. Van het niveau van de Hoofdklasse zullen we het voorlopig in ieder geval niet moeten hebben. Er is te weinig geld en interesse om meer dan drie wedstrijden per week te gaan spelen, en zolang zelfs de Nederlandse bond zichzelf ten doel stelt talent op te leiden voor de MLB blijft al het talent dat we op de Nederlandse velden hebben rondlopen weglekken naar het buitenland. En ook zonder de doelstellingen van de bond blijft het buitenland trekken voor talenten.
Jammergenoeg zullen er dus alleen maar werpers uit de Hoofdklasse uitkomen op de WBC, maar het goede nieuws is dat deze niet alleen geleverd worden door de usual suspects Neptunus en L&D Amsterdam, maar dat ook HCAW, DSS en Pioniers een werper bij de selectie hebben.