Ze konden niet wachten om naar de eerste wedstrijd Springtraining te gaan. Dit jaar naar de Tampa Bay Rays die de Baltimore Orioles op bezoek krijgen.
Onderweg naar het stadion was het vooral Berend die aan het woord was, hij probeerde zijn kleine zusje de spelregels uit te leggen. Ewald had me toch weer meegekregen. Zijn enthousiasme voor honkbal is tomeloos en ik wilde onze vakantie niet verpesten. Liever was ik niet meegegaan, er was nog zoveel te zien en te beleven in Florida en honkbal heb ik al genoeg gezien.
Volgens Ewald zou het dit jaar allemaal heel anders zijn in Amerika. Ze hadden daar voor dit seizoen het een en ander aangepast zodat de wedstrijden spannender, sneller en vooral korter zouden zijn.
Op de parkeerplaats was het al raak. Er werd niet gebarbecued! De Amerikanen leken van hun geloof gevallen te zijn. Het stadionnetje, waar zo’n 5000 mensen in konden was niet uitverkocht. Toch opvallend voor Opening Day. Onder gejuich van het publiek kwamen drie parachutisten de wedstrijd bal brengen. Ewald vond dit, net als ik, nogal oubollig, hij zei zoiets als dat we dat vlak na de oorlog heel spectaculair vonden. Josien was niet onder de indruk, ze had meer aandacht voor haar enorme beker cola.
De wedstrijd begon, nee eerst nog even het a capella gezongen Amerikaanse volkslied. Zouden ze dat ook zingen voor een pupillen wedstrijd?
De scheidsrechter keek op zijn horloge en op het moment dat de Rays de eerste bal zouden werpen, kuierde hij naar de pitcher om daar een, naar ik aanneem, gezellig praatje te maken. Zelfs Ewald kon mij niet uitleggen waar dit nu weer voor nodig was. Dit ritueel herhaalde zich op het moment dat de Orioles de eerste bal zouden werpen. Al met al was het begin van de wedstrijd bepaald niet flitsend. Maar, zei Ewald, dat zou veranderen. De tijd tussen de innings mag niet langer duren dan honderd vijftig seconden, een grote klok in het buitenveld telde steeds de seconden af. Een nieuwe regel waar de scheidsrechters hun eigen interpretatie aan bleken te geven. Zij stonden steeds keurig te wachten tot de twee en een halve minuut om waren om vervolgens Play Ball te roepen. Volgens mij duurde het langer dan ooit, dus niks sneller wisselen.
De wedstrijd zelf sleepte zich voort, de werpers waren duidelijk de baas. De eerste vijf innings telde ik vier honkslagen. Na zes innings kwam er leven in de brouwerij. Het publiek ging staan en gezamenlijk klonk het “God bless America”. Na de zevende inning opnieuw rumoer. De meeste toeschouwers gingen er vandoor, ze hadden groot gelijk, ze zaten er al uren en er gebeurde vrijwel niets. Ondanks dat de muziek tussen de innings op het publiek afgestemd was, allemaal muziek uit de “sixties”, kon dat de zestigers niet op hun stoeltje houden. Ze vertrokken en masse.
Met de overgebleven toeschouwers, ik schat zo’n vijf honderd zongen we ook nog even “Take me out to the ballgame”. Ewald en Berend zongen uit volle borst mee, Josien keek een beetje meewarig naar haar vader en broer.
Wij bleven natuurlijk tot het einde. Maar wat als het na negen innings gelijk zou staan? Zouden ze gaan verlengen? Gelukkig het was maar een oefenpot en zelfs de doorgewinterde profs vonden dat een gelijkspel wel zou kunnen.
Na drie uur, ja echt honderd tachtig minuten precies, zat de eerste wedstrijd erop. Mijn enthousiasme voor deze sport is onder het nulpunt gezakt, maar ik hou van mijn man en onze zoon, dus midden april zal ik wel weer ergens in Nederland op de tribune zitten. Waarschijnlijk een lege.
Tristesse van de Velden