Amsterdam, 20 december 2016 – Niet het bericht over de mogelijke doorstart, maar het bericht over een mogelijke Honkbalweek in de Haarlemmermeer greep vandaag mijn aandacht.
Mijn eerste kennismaking met de Haarlemse Honkbalweek moet op een woensdagavond in 1980 geweest zijn. Het was zomer, maar ik meen me te herinneren dat het koud en regenachtig was. Carl Angelo warmde met zijn trompet het publiek op, mijn vader klonk door de speakers, en ik zat samen met m’n moeder achter het eerste honk. “Het is stil aan de overkant”. Op dat moment wist ik eigenlijk al dat ik aan de verkeerde kant van het stadion zat.
Het Haarlemse lijk is nog niet koud en er wordt alweer gesproken over een Hoofddorps alternatief. Stelletje lijkenpikkers, dat was het eerste wat er door me heen schoot toen ik vandaag het stuk in het Haarlems Dagblad las.
Want hoe kun je het nu al hebben over het organiseren van een toernooi in Hoofddorp terwijl het nog geen week geleden is dat bekend werd dat de Stichting Haarlemse Honkbalweek in 2018 geen toernooi zal organiseren?
Mogen we eerst even door de vijf fases van het verlies heen? Afgelopen donderdag, toen het nieuws me bereikte schoot ik direct de eerste fase in: ontkenning. Dit kan toch niet waar zijn?!
De afgelopen dagen begeef ik me samen met heel veel andere Haarlemse Honkbalweek liefhebbers ergens tussen fase twee en drie. Een mix van boosheid, en het gevecht aangaan. Dit stukje is ook een uiting van deze tweede en derde fase.
In het rouwverwerkingsmodel met vier fases worden deze boosheid en het gevecht aangaan samengevoegd tot protest. Bij deze dus, ik ben tegen!
Nu moet eerst de depressie toeslaan, de Kerstdagen zullen daar traditiegetrouw bij helpen, en pas dan zou er ruimte moeten komen voor de laatste fase: aanvaarding. Zou moeten komen, als je het model volgt tenminste, maar daar ben ik dus nog even niet aan toe. Maar goed, dat ligt dus ook aan de fase waarin ik nu nog zit.
Puur rationeel gezien zal het allemaal wel kloppen. Als de Stichting ETO in 2018 een alternatief toernooi wil organiseren dan moet er snel gestart worden. Met het goed georganiseerde EK nog vers in het geheugen begrijp ik het enthousiasme misschien nog wel ook.
Maar of Amsterdam, Utrecht en Bussum de teloorgang van de Haarlemse Honkbalweek zien als een kans waag ik te betwijfelen. Maar goed, laat ik alleen voor Bussum spreken. Bij HCAW zitten ze/we volgens mij niet te wachten op een gigantische klus als de “Bussumse Honkbalweek”.
Dat het veld in Hoofddorp mooi is, goed is, beter is dan in Haarlem dat wil ik ook nog wel geloven. Maar dat de locatie daarmee ook ‘als alternatief voor Haarlem kan dienen’ vind ik toch echt nog wat bruggen te ver.
Ik wil ook helemaal nog niet denken aan een alternatief. Ik denk liever nog even aan al die magische Honkbalweek-momenten die ik in Haarlem heb meegemaakt. Of als we dan toch vooruit moeten kijken, dan denk ik voorlopig nog liever aan de doorstart.
Carl Angelo met zijn trompet in 1968