Kaapstad, 7 februari 2018 – Tijdens een vakantie heb je vaak wat meer tijd om te lezen, en na een paar niet-sportboeken liep ik vandaag tegen een interview met Robert Eenhoorn in de VI aan.
Omdat Eenhoorn de voorganger van Jeter was en dus bij de mooiste club ter wereld gespeeld heeft heb ik ontzettend veel bewondering voor hem als sporter. Voordat ik de bestuurlijke perikelen ging volgen zat hij ook aan de knoppen van het Nederlandse honkbal en het lijkt erop dat ik het nu vaak eens ben met mensen die niet zo enthousiast over zijn beleid waren, maar mijn mening daarover is dus niet de sterkste, laat staan de relevantste.
In het stuk in VI wordt Eenhoorn natuurlijk bevraagd over voetbal. De situatie is daar niet gelijk aan de Nederlandse honkbalsituatie, maar er zijn wel parallellen. En tussen de regels, en soms zelfs erin, lees ik dingen terug die je wel over het Nederlandse honkbal én de Hoofdklasse heen zou kunnen leggen.
Voor de liefhebber bij wie de VI niet standaard op de mat valt is hier het hele interview via Blendle te lezen.
Voor de liefhebber zonder VI of Blendle, of die geen zin heeft in een hele lap tekst hieronder een aantal quotes waarvan ik dacht dat ze ook over ons honkbal (zouden kunnen) gaan.
Ik begin even met wat mij betreft het belangrijkste gegeven is in de sport en voor de topsport.
Sport is een piramide. De basis moet zo breed mogelijk zijn, met zo veel mogelijk amateur- en profclubs die voetballertjes goed opleiden. Meer is meer. Hoe meer goede opleidingen, hoe meer talent. Uiteindelijk loopt die emmer dan over.’
Daarop voortbordurend zegt Eenhoorn verder nog op de vraag hoe hij denkt over een nieuwe competitieopzet met zestien clubs:
‘Van achttien naar zestien betekent dat de basis van de piramide niet op orde is. Met als gevolg onvoldoende goede spelers om een Eredivisie mee te vullen.’ Eenhoorn noemt inkrimping ‘symptoombestrijding. Als wij alles bij hetzelfde houden en opleiden niet aanjagen, dan zitten we over een paar jaar te praten over een Eredivisie van veertien. En een paar jaar daarna over een Eredivisie van twaalf. In andere sporten zie je dat ook gebeuren.’
“Andere sporten” zou hier zomaar honkbal kunnen zijn.
Meer “piramide” in zijn betoog over de jeugdopleiding, bij ons zou je hier de Rookie League als voorbeeld kunnen nemen.
‘Maar er zijn in de Eredivisie ook clubs die helemaal niks investeren. Daardoor wordt de basis smaller, met als gevolg een minder brede piramide. En dus een kleinere kans op een betere competitie, beter presteren in Europa en het ultieme resultaat met Oranje. Ingewikkelder is het niet, hoor.’
Net als in het honkbal is het in het voetbal dus niet ingewikkeld, maar dat betekent nog niet dat het makkelijk is. In het interview trekt Eenhoorn een parallel met het Amerikaanse honkbal.
’Daar tekenen jeugdspelers voor zes jaar en na hun debuut gaat de teller opnieuw zes jaar lopen. In ruil wordt de speler beschermd met een goed contract. De kans dat een toptalent bij jou doorbreekt, is ongeveer honderd procent. Uiteindelijk gaan ook daar de beste spelers naar de rijkste clubs. Maar wel pas nadat ze bij hun opleidingsclub hebben gespeeld.
Maar voor het voetbal in Nederland ziet hij ook meteen de beren op de weg als ze dat zo zouden willen proberen af te spreken:
PEC Zwolle-voorzitter Adriaan Visser pleitte ervoor op nationaal niveau alvast een herenakkoord in te voeren: blijf van elkaars talenten af. Eenhoorn: ’Mee eens, maar dan moeten wel eerst alle clubs voldoen aan een aantal kwaliteitsnormen. Je kunt talenten niet verbieden over te stappen als ze ergens in een knollentuin door een welwillende ouder worden getraind.’
En over de onmogelijkheid om met alle clubs samen goede beslissingen te nemen die goed zijn voor het Nederlandse voetbal, en honkbal, zegt hij:
‘Het is denken vanuit machtsblokken. En niet bedoeld om de beste keuzes te maken voor de Eredivisie als totaal. Dat is bijna overal zo, hoor. Bij het Hoofdklasse-overleg in het honkbal konden we nog geen bal regelen.’
Met de stappen die de Hoofdklasse clubs het afgelopen jaar hebben genomen zou je ook de volgende quotes op het honkbal kunnen betrekken.
‘De clubs voelen meer dan ooit de druk dat we moeten veranderen, maar ik ben er nog niet zo van overtuigd dat het ook daadwerkelijk gaat gebeuren. Vorig jaar is het niet gelukt.
En vervolgens:
Op een gegeven moment moeten we onszelf wel achter de oren gaan krabben. Als het nou wéér niet lukt, worden we zelf een beetje ongeloofwaardig.’
Aan het eind van het interview reageert Eenhoorn op een paar losse onderwerpen. Over “legere tribunes” zegt hij:
‘Het clubleven komt steeds meer onder druk. In mijn jeugd renden we in de weekenden niet met vriendengroepen door vijvers en modder. Er is nu een evenementencultuur, belevingen waarbij mensen al vooraf willen weten dat het best leuk gaat worden. Aan ons de taak ook in het stadion een ervaring te bieden die mensen op tv niet krijgen.’
Waar hebben we dat eerder gehoord?
Verder zegt Eenhoorn in het interview ook wat hij vindt dat de ambitie van de KNVB zou moeten zijn.
‘Dat het Nederlands elftal wereldkampioen wordt. Dat is het enige doel waarbij we allemaal iets kunnen voelen. Bij alles wat wij op Eredivisie-niveau beslissen, moet je dat hogere doel voor ogen houden.’
En dat is nou juist een quote waarvan ik denk dat die juist NIET op het Nederlandse honkbal betrekking heeft. Wij hebben echt eerst nog heel veel te doen in het bouwen van de piramide waar hij het ook over heeft. Voor de kenners ook wel het trickle-up-effect genoemd.
Maar als dat dan geregeld is kan ik misschien ook nog wat leren van de absolute topsport mentaliteit van Eenhoorn. En dat is dan ook de quote waar ik mee eindig:
De mentaliteit dat van alles niet kan, moeten we doorbreken