Amsterdam, 26 maart 2018 – Afgelopen zaterdag is het bondsbestuur afgetreden. Ze zijn weggestuurd door de bondsraad zou je ook concluderen als je het persbericht leest. Verliezers aan alle kanten, maar het is wel datgene dat hoog nodig was.
Maar het bestuur wegsturen is natuurlijk nog niet de oplossing voor de problemen waar we in Nederland mee kampen. Het is slechts een klein eerste stapje, en eigenlijk is het dat zelfs niet eens, het is meer een stap terug om er straks weer twee vooruit te kunnen doen.
Omdat het oude bestuur is gevallen over de financiën ligt het voor de hand dat het interim bestuur als eerste naar de kosten gaat kijken. De posten op de begroting die dan het meest in het oog springen zijn de personeelskosten voor de topsport. Honkbal staat voor dit jaar nog genoteerd voor € 609.500 en voor softbal wordt gerekend met € 347.300. Best een hoop personeelskosten voor een paar handen vol topsporters, zeker als je daar ‘maar’ € 308.000 tegenover zet voor al die duizenden breedtesporters die nog steeds lid zijn van een honk- en softbalvereniging in Nederland.
Op nu.nl lees ik dat de kersverse technisch directeur wel gewoon kan blijven, en hoewel het altijd pijnlijk is om het over personen te hebben, zeker als het om hun baan en inkomen gaat, ben ik benieuwd naar waar die wijsheid vandaan komt.
Dat Tjerk Smeets helemaal geen schuld heeft aan het verlies van de afgelopen jaren, en dat hij ook nog geen kans heeft gekregen om iets goeds of slechts te doen staat als een paal boven water. Maar over een paar weken ziet zijn opdracht, of in ieder geval de kaders waarin deze uitgevoerd moet worden, er hoogst waarschijnlijk heel anders uit dan hoe deze eruit zag toen hij werd aangenomen.
En dat geldt natuurlijk ook voor alle andere werknemers die bij de bond voornamelijk werken op de topsport. Zijn zij niet zo gecommitteerd aan de gefaalde Grand Slam ambitie dat het bijna onmogelijk voor ze wordt de noodzakelijke honderdtachtiggradendraai te maken? En geldt dat ook niet voor Bart Volkerijk zelf? En als er straks minder mensen nodig zijn, wat zijn dan de competenties waar ze over moeten beschikken, en in hoeverre komen die overeen met die van de mensen die er nu werken? De vraag stellen is ‘m beantwoorden.