Het Marokkanen probleem in het honkbal

Amsterdam, 15 april 2016 – Vandaag las ik een bericht waarin stond dat Minister Schippers wel begrijpt waar de Marokkanen-uitspraken van Johan Derksen vandaan komen. Ik doe dat niet, maar goed, ik ken de voetbalwereld, waar het hier over gaat, helemaal niet goed.

Mijn eigen ervaring met deze wereld dateert namelijk alweer uit 1980 (oef). Nadat ik in dat jaar, na door mijn ouders voor het blok gezet te zijn, voetbal boven peanutbal verkoos ging ik spelen bij BFC. Het was volgens mij een lastige keus, maar ik moet toegeven dat ik het lijstje met argumenten voor en tegen niet bewaard heb. Ik denk wel zeker te weten dat etniciteit van toekomstige clubgenootjes toen geen rol heeft gespeeld. Een hele veilige aanname omdat ik op dat moment in de wijk “Het Spieghel” in Bussum woonde, en de voetbalclub op een paar minuutjes fietsen was. Aardappels in de keel en een Gooische “R” waren de enige exotische afwijkingen van het ABN die achter de voordeuren van de grote twee-onder-een-kap-woningen te horen waren.

Vol goede moed begon ik met mijn leeftijdgenootjes aan mijn eerste seizoen. Ik kan me de geur van het gras herinneren, en dat het trainen ’s avonds met kunstlicht erg leuk was, maar ook dat de koptraining na een bal of vier/vijf voor meer hoofdpijn dan plezier zorgde. Dat was echter niet de reden waarom ik aan het eind van het seizoen mijn ouders vertelde dat ik toch liever op peanutbal wilde. Of het heel vaak gebeurd is, of dat het gewoon veel indruk gemaakt had, weet ik niet meer, maar door het geschreeuw van de ouders langs de zijlijn was de lol er voor mij in ieder geval snel vanaf gegaan. En dat wilde ik dus ook, er vanaf! En voor de duidelijkheid het waren blanke, Nederlandse, autochtone, schreeuwende voetbalouders, 20ste generatie of eerder.

Dan terug naar het Marokkanen probleem. In het stukje staat dat Schippers een oplossing voor ogen heeft, bijvoorbeeld het schudden van de hand van de tegenstander voor en na wedstrijden. “Als je dat kinderen jong leert, dan gaan ze anders, sportiever in het veld staan. Je leert ze een andere manier van kijken: ben jij mijn vijand of ben je mijn sportieve tegenstander. De oplossing is niet Marokkaanse jongetjes weren, dat is namelijk discriminatie.”

In het honkbal gebeurt dat natuurlijk al, misschien niet meer in de Hoofdklasse Hout, maar in de Hoofdklasse Aluminium geven we elkaar na de wedstrijd allemaal nog een high five, of hand, zoals je wilt. De yell “We bedanken de scheidsrechter en de tegenpartij. We hebben een H, we hebben een C, we hebben een A, we hebben een W, HCAW!!” laten we bij de senioren achterwege, maar bij de jeugd hoor je het nog gewoon.

Het mag inmiddels wel bekend zijn dat de Nederlandse honkbalsport, ondanks dat we zo beschaafd zijn, in zwaar weer verkeert. Het aantal leden blijft maar afnemen en een oplossing is nog niet in zicht (de klok even buiten beschouwing gelaten). Marokkanen zijn daarbij zwaar ondervertegenwoordigd, is mijn gok. Ik weet dat niet zeker, maar tussen de namen van de ruim 100 kindertjes die ik afgelopen winter heb getraind bij de honkbalschool heb ik geen Marokkaanse naam weten te ontdekken. Kinderen uit de hele regio kunnen zich inschrijven. Vorig jaar hebben we met de Reserve Reserves in de Eerste Klasse B alle uithoeken van het land gezien, maar er was geen club waar het opviel dat er veel Marokkanen rondliepen. Ook nu we weer terug zijn in de Randstad (Meppel en Enschede even niet meegerekend) spelen we niet tegen teams waarin Marokkanen spelen, en dat zou ons dan toch echt opvallen.

Gezien de ledenstand kunnen we dus concluderen dat ook het honkbal kampt met een Marokkanen-probleem. We hebben ze namelijk veel te weinig! Net als veel andere allochtonen overigens. Kennelijk lukt het voetbalclubs wél om die jongens aan te trekken en missen we bij het honkbal de aansluiting.

Vanaf de jeugd geven wij elkaar al een handje. Volgens Schippers helpt dat ellende voorkomen, en ik geloof haar. Als een Marokkaanse honkballer wil douchen en daarbij z’n onderbroek wil aanhouden zal dat ook niet voor veel problemen zorgen. Dan wordt er tenminste nog ‘ns gedoucht op de club. Zo op het eerste gezicht hoeven bestuurders zich dus geen zorgen te maken over misstanden als de Marokkanen na al die negativiteit het voetbal de rug toekeren en gaan honkballen.

Het zal ook wel loslopen met door allochtoonse invloeden in elkaar stortende clubs. Voordat iedereen het op Marokkanen had voorzien waren de Antillianen de klos. En laten we daar in het honkbal nu wél over kunnen meepraten. Antillianen zijn namelijk al jaren oververtegenwoordigd in het Nederlandse honkbal. Dat ontwricht die clubs niet, sterker nog, ik heb de indruk dat veel van die clubs gezelliger en hechter zijn dan menig andere club. Ik kan dat niet bewijzen.

Ok, natuurlijk hebben we hebben het weleens over het Antillianenprobleem gehad. Daar bedoelde we dan mee dat veel van die jongens heel hard konden slaan, maar niet op curve ballen. Dat was dus het probleem van die Antillianen zelf, en vaak een uitkomst als je als werper de draaibal beheerste en uit een moeilijke inning moest komen. Als dat ooit al echt waar is geweest zit dat tegenwoordig toch een beetje anders. Kijk maar naar het Nederlands team, of liever gezegd, het Nederlands Koninkrijksteam. Of naar de spelers met een Nederlands paspoort in de MLB, die we maar wat graag Nederlanders  noemen. Zij weten ook de curve ballen hard te raken.

Vandaag is het voor de MLB trouwens Jackie Robinson Day. Iedereen speelt met rugnummer 42 en eert daarmee de eerste Afro Amerikaanse speler die in de MLB uit kwam en daarmee het einde inluidde van de Negro Leagues in het Amerikaanse honkbal. Wat mij betreft een mooie dag om het Marokkanen probleem in het voetbal om te denken tot een oplossing voor het Nederlandse honkbal. Laat die jongens maar komen!

image