Amsterdam, 10 juni 2018 – De presentatie tijdens het Informatief Congres van de KNBSB afgelopen dinsdagavond was nog maar koud begonnen en ik hing al bijna in de ankers. Niet omdat ik ontzettend tegen het nieuwe bestuur ben, integendeel, maar wel omdat ik getriggerd werd door de analogie die voor de nieuwe structuur gebruikt werd.
Peter Kwakernaak vergeleek de scheiding tussen de topsport en de breedtesport met een lat-relatie. “We zijn niet uit elkaar, maar gaan even ieder apart, om later misschien weer samen te komen.”
Een mooie vergelijking, maar ik moest meteen denken aan de problemen die dit soort beslissingen met zich mee kan brengen, en er nu ook al zijn in het Nederlandse honkbal.
Latten is leuk aan het begin van de relatie, maar wij, Topsport en Breedtesport, hebben al heel lang met elkaar samengewoond. Er zijn zelfs al kinderen, onze jeugd, kleine honkballertjes en softballerstertjes. En dat Papa Breedtesport in een midlifecrisis zit en en nu ineens Wedstrijdsport genoemd wil worden doet daar niets aan af. 😉
Toen we nog samenwoonden zorgde we aan het begin alle twee een beetje voor de kinderen. Mama Topsport besloot een aantal jaar geleden zich alleen nog maar met de meest talentvolle kids te bemoeien, met de bedoeling die naar grote hoogte te stuwen, maar echt succesvol werd dat niet. Het waren er te weinig, het werden er steeds minder, en om heel eerlijk te zijn, ze werden er ook niet heel veel beter op.
De kinderen die overbleven en door Papa Breedtesport verzorgd moesten worden is het niet veel beter vergaan. Ze moesten het zonder hun talentvolle vriendjes en vriendinnetjes stellen omdat die naast apart trainen ook zo nodig in een aparte competitie moesten spelen. Dat was ongezellig en niet leuk, en zonder dat talent in de buurt werden Papa’s kids er zelf ook niet echt beter op.
Voor de clubs was het ook een bittere pil. Alleen Papa’s kinderen bleven lid. Het was al lastig om genoeg spelertjes te vinden, maar nu zag je dat ook de ouders van de betere spelertjes ineens niet meer betrokken waren bij de club. Die gingen natuurlijk met de Topsportertjes in spé mee naar Mama. En laten dat nu juist ook vaak de ouders zijn die het meest betrokken zijn en zelf ook de nodige honk- en softbalkwaliteiten met zich meebrengen. Dat betekent dus nog minder kans voor het ontwikkelen van talent voor de kinderen die nog geen label “Topsport” opgeplakt hebben gekregen.
En dat splitsen van de groep gebeurde niet één keer, waarna na even uithuilen opnieuw begonnen kon worden, maar het kon, en kan nog steeds, elk jaar gebeuren. Mama Topsport is daarin meedogenloos, graait kinderen uit de groep, en laat soms hele teams gedecimeerd achter. En wat doe je dan als Papa Breedtesport? Het is voor de kinderen natuurlijk hartstikke leuk om bij Mama Topsport te mogen wonen. Het is een compliment, en er wordt ook nog gezegd dat het het beste is voor de kinderen. En hoe vervelend Papa dat ook vindt, het belang van de kinderen staat voorop, dat staat voor hem ook als een paal boven water.
Wat Mama er niet bij vertelt is dat er in de afgelopen jaren noodgedwongen wel wat veranderd is bij haar keuze voor wie ze onder haar vleugels wil nemen. Aan het begin keek ze naar welke kindertjes genoeg talent hadden om later misschien wel het aller aller hoogste niveau te kunnen bereiken. De opleiding zou moeten kunnen leiden tot een dik vet profcontract in Amerika. MLB, we komen eraan!
Maar ja, hoe hard ze ook trainden, hoe goed de kinderen en Mama Topsport ook hun best deden, dat hoogste niveau werd niet gehaald. Door niet één talentje. Dat is jammer, maar natuurlijk niet de schuld van Mama Topsport, ze deed zo d’r best. Maar de sport werd de laatste jaren steeds kleiner en het aantal kindertjes waaruit gekozen kon worden dus ook. Om alle bedden in Mama’s huis bezet te houden keek Mama Topsport dan ook niet langer meer naar de profkansen van de kids, maar werden steevast de beste spelertjes uit de groep gepikt. Als je het snel leest lijkt dat misschien hetzelfde, maar als de groep steeds kleiner en zwakker wordt dan kan het zomaar zo zijn dat ook de beste spelertjes uit de groep niet het hoge niveau hebben waar vroeger nog wél naar gezocht werd.
Papa Breedtesport ziet dat al jaren met lede ogen aan, maar wie is hij nou? Wie heeft er nu verstand van talent? En zeggen dat jouw eigen beste kinderen niet goed genoeg zijn is sowieso geen populaire mening.
Gelukkig is er het laatste jaar wel wat veranderd. Papa’s en Mama’s kinderen mogen sinds vorig jaar ook weer samen in dezelfde competitie spelen, maar dat loopt nog niet altijd en overal even soepel. Het is ook een lastig dilemma, zeker voor de werpers die niet twee dagen per weekend kunnen gooien. Papa en Mama hebben ook zo hun eigen belangen, en net als bij een scheiding wil je de kinderen niet laten kiezen tussen Papa of Mama.
Laten we er dus met z’n allen voor zorgen dat deze situatie niet langer meer blijft bestaan. Geef Papa Wedstrijdsport de volledige zorg over de kinderen. Natuurlijk mag Mama Topsport de kinderen blijven zien en helpen.
En hier stap ik even uit deze nogal uit de hand gelopen analogie. Maar het mag duidelijk zijn waar ik denk dat we naartoe moeten. De verantwoordelijkheid voor de jeugd en de jeugdopleiding moet terug naar de clubs. Als de bond écht vindt dat de nummer één prioriteit vitale verenigingen is, dan is dat de enige manier. Door het huidige beleid worden de clubs keer op keer op keer in de problemen gebracht.
Beperk Topsport bij de bond tot de nationale teams én niet te vergeten de Hoofdklasse, Overgangsklasse, Golden League en Silver League. Help met het selecteren van de beste kinderen uit de rayons en maak rayonteams, help met extra trainingen voor deze talentjes. Selecteer uit de rayonteams de beste spelertjes voor de vertegenwoordigende nationale teams. Je zult zien dat de pool waaruit gekozen kan worden groter en dus beter wordt. Onopgemerkt talent komt boven drijven en spelen voor Nederland wordt weer bereikbaar voor heel veel meer spelertjes. En minimaal net zo belangrijk: je maakt de clubs niet kapot.