Amsterdam, 11 februari 2021 – Het lijkt erop dat we ons ook dit jaar nog niet al teveel moeten blindstaren op sportieve prestaties en vooral blij moeten zijn met elke zonnige dag die we op het honkbalveld kunnen meepakken.
Voor de meeste honkballers in Nederland is het regelmatig kunnen spelen van het spelletje gelukkig toch altijd al belangrijker dan het afronden van een competitie, maar voor de Hoofdklassers en de spelers van het Nederlands Team ligt dat toch een beetje anders.
Maandagavond tijdens het Hoofdklasse-overleg kwamen alle problemen samen. Het blijkt al jaren onmogelijk om alle clubs uit de Hoofdklasse op één lijn te krijgen en de coronacrisis maakt de verschillen er in ieder geval niet kleiner op.
Ik was niet zelf aanwezig bij het overleg, maar ik heb van verschillende mensen van verschillende clubs min of meer hetzelfde verhaal gehoord, dus ik durf wel een verslagje in een notendop aan.
De grootste discussie dinsdag ging over het al dan niet testen. De bond en de clubs verwachten kennelijk dat dit in tegenstelling tot vorig jaar een voorwaarde zal zijn voor het spelen van wedstrijden. Persoonlijk hoop ik dat ze daar al faliekant de plank misslaan, want als dat het geval is kan de breedtesport het seizoen helemaal wel gedag zeggen.
Het grote probleem van het testen is dat het geld kost, en niet zo’n beetje ook, als je dat regelmatig voor al je spelers moet laten doen tenminste. Een aantal clubs hikt behoorlijk tegen die kosten aan en Quick lijkt ze in ieder geval niet te willen gaan maken. Kinheim heeft aangegeven sowieso ethische bezwaren te hebben bij het starten van de competitie middenin een pandemie. Ik heb beide clubs hier niet op bevraagd omdat dat in dit stadium, met een dik pak sneeuw op de velden, 10 graden onder nul, een lockdown, een avondklok, en een Britse variant van het coronavirus waar we nog geen vat op hebben, mij veel te voorbarig leek.
Maar wel of niet testen en wel of niet een derde golf in Nederland (of zijn we tegen die tijd al bij golf nummer vier?) zijn niet de enige problemen waar we mee te maken hebben. Vorig jaar is al voordat de competitie begon door de KNBSB besloten dat Neptunus en L&D Amsterdam dit jaar Europacup mochten gaan spelen. Maar wanneer die Europacup gespeeld gaat worden is nog lang niet zeker. Een maand geleden maakte de Europese bond bekend dat het toernooi van eind mei naar 13 t/m 17 juli verschoven is, maar er werd tegelijkertijd een hele dikke slag om de arm gehouden “all dates are provisional and could be up to change, depending on the development of the current pandemic”.
En voorlopig staat er van 28 juli t/m 7 augustus dit jaar ook nog een honkbaltoernooi op het programma van de Olympische Spelen. Omdat het Nederlands Team zich hier nog voor kan plaatsen moet ergens daarvoor dan nog een OKT gespeeld worden. En hoewel het Nederlands Team doorgaans niet uitpuilt met spelers uit de Hoofdklasse zullen waarschijnlijk vooral de twee clubs die ook Europacup spelen spelers moeten leveren.
Je zou bijna jaloers worden op de Italianen die zich hierover in ieder geval geen zorgen meer hoeven te maken. Die gaan gewoon met 32 teams de competitie in. Het lijkt erop alsof ze daar wél de keus hebben durven maken voor honkbal in eigen land en het ongetwijfeld lagere niveau van hun hoogste competitie voor lief nemen.
Er was maandag één punt waar alle clubs het wél over eens waren en dat is dat ze allemaal minimaal acht weken voorbereidingstijd willen hebben. Met de lockdown die pas op 2 maart afloopt wordt starten op 8 april dus sowieso een kansloze zaak.
Conclusie van een niet nader te noemen vertegenwoordiger van één van de clubs “Denk dat we dezelfde opzet als vorig jaar gaan krijgen. 21 games”. Ik zou ervoor tekenen.