Schiphol, 24 juli 2019 – Het is een paar dagen nadat het Nederlands Team het World Port Tournament heeft gewonnen. Je kan van alles zeggen over het niveau van de tegenstand, maar eigenlijk is dat een beetje flauw. Je weet nooit precies wat je krijgt als je de nationale teams van de VS, Taiwan of Japan uitnodigt.
Maar dat geldt ook voor Cuba en een hand vol andere landen waar honkbal een grote sport is. Niet alleen het WPT heeft te maken met een onvoorspelbaar niveau, bij de Haarlemse Honkbalweek, excusez, Honkbal Week Haarlem, is dat niet anders.
Wat ook waar is, is dat op beide toernooien heel vaak echte tophonkballers te zien zijn. Honkballers die het hoogste van het hoogste zullen gaan halen of gehaald hebben. In 2013 konden we in Rotterdam genieten van de Cubaan José Abreu en een jaar later sloeg ie in z’n eerste jaar in de Majors niet alleen 36 homeruns, maar was hij ook goed voor een slaggemiddelde van .317. Ook dit jaar is hij nog steeds een vaste waarde voor de Chicago White Sox.
De closer van de Yankees die al jaren met 100+ mijl per uur de wedstrijd dichtgooit heeft ook een band met het WPT, maar toen hij in 2009 het Rotterdamse hotel uitliep om niet meer terug te komen had hij helaas nog geen bal gegooid. Toen hij in 2016 bij de Yankees ging spelen speelde hij daar samen met Mark Teixeira. En dat is óók een honkballer met een ‘Nederlands verleden’, hij speelde namelijk in het Amerikaanse team dat in 2000 naar de (toen nog wel) Haarlemse Honkbalweek kwam, zag en overwon. Mark Teixeira sloeg in de finale een bal op het dak van de kantine van DSS.
Meer grote namen waarvan ik niet eens wist dat ze hier geweest waren vond ik in dit stuk van Seb Visser van een aantal jaar geleden. En natuurlijk mogen de namen van Ralph Milliard, Rickert Faneyte en Robert Eenhoorn niet in dit stuk ontbreken (ik vergeet iemand, help!?).
Of er dit jaar honkballers in Rotterdam te zien zijn geweest die het gaan schoppen tot de MLB moet de tijd uitwijzen, maar er zaten in het team van de VS sowieso ook twee spelers die het in het verleden al tot The Show geschopt hebben. Dus laten we het niet over het niveau van onze twee internationale toernooien hebben, daar is niets mis mee.
Het is een beetje lange aanloop, maar ik wilde het wél hebben over het niveau van het Nederlands Team. Of liever gezegd, dít Nederlands Team, en minder lief gezegd Nederland C. C, als in de derde letter van het alfabet, het derderangs team. Dit is niet iets dat ik hier nu verzin, maar gewoon hoe we dat de laatste jaren doen in Nederland. Als de MLB’ers mee mogen en mee willen doen, noemen we het Nederland A, en als de voor ons meestal totaal onbekende profs uit de leagues onder de MLB meespelen spreken we van Nederland B.
Dat het niveau van Nederland A enorm veel hoger is dan dat van Nederland B en C is evident. De lijst met Nederlandse supersterren in de MLB is indrukwekkend. Maar het verschil tussen het B-team en het C-team is veel minder groot. Zeker als je rekening houdt met het kleine aantal wedstrijden dat deze teams in toernooi vorm in een kort tijdsbestek moeten spelen. Als je deze teams in een competitie met bijv. 162 wedstrijden laat spelen zal Team B zeker boven team C eindigen, maar als beide teams op hetzelfde WPT zouden spelen moet ik het nog zien. Al is het alleen maar omdat het thuispubliek veel liever de bekende hoofdklassespelers van Nederland C aanmoedigt dan het vreemdelingenlegioen van Nederland B.
De Volkskrant schreef afgelopen maandag dat de spelers van Nederland C het de bondscoach moeilijk hebben gemaakt. Terecht, ze hebben het WPT gewonnen en verdienen een plek in Nederland B en moeten dus mee naar het EK, maar “dat gaat alleen niet” zegt ‘t Hoen. En daar vergist ie zich in, dat kan namelijk best, en het aardige is dat hij dat helemaal zelf kan beslissen.
Sidney de Jong, de bondscoach van Nederland U23, kan niet zelf beslissen. De beslissing is al genomen. Dat Ozzie Albies geen vrij zou krijgen van de Braves had ie waarschijnlijk wel verwacht, er heeft nog nooit een MLB’er een U23 toernooi gespeeld, maar ook de andere profs die in de lagere leagues in de VS spelen krijgen geen vrij en dus moet hij het doen met spelers die in Nederland honkballen en een aantal college spelers.
Maar ‘t Hoen mag dus wel kiezen, en Nederland C heeft het hem moeilijk gemaakt. Drie jaar geleden riep ik na de door het Nederlands Team gewonnen Honkbal Week Haarlem de toenmalige bondscoach op om voor het EK toch vooral vast te houden aan de spelers die het Haarlemse toernooi gewonnen hadden, en dit jaar doe ik hetzelfde. Meneer ‘t Hoen, doe het niet! (Dat vreemdelingenlegioen selecteren). Selecteer de toppers die voor het eerst in 20 jaar het WPT gewonnen hebben. En vooruit, ik zal minder streng zijn dan een paar jaar geleden, je kan ook voormalig hoofdklassespelers (laten we zeggen dat ze minimaal 2 seizoenen in Nederland moeten hebben gespeeld) selecteren. Ik denk bijvoorbeeld aan Kalian Sams die aantoonbaar wat met Nederland heeft, maar misschien nog wel belangrijker, Nederland heeft ook wat met hem.
Als er op die manier geselecteerd wordt blijft het Nederlands Team herkenbaar en ‘van ons’, en zorg je er gelijk voor dat er niet nog meer mannen zoals Nick Urbanus hun handschoen en knuppel veel te vroeg aan de wilgen hangen. En vooral voor dat laatste zou u gevoelig moeten zijn. Een hoger niveau in de hoofdklasse zorgt voor een hoger niveau van spelers waaruit u kan kiezen.
Iedereen in het Nederlandse honkbal zou moeten proberen ‘iets’ bij te dragen aan het voortbestaan van onze sport IN Nederland. En dit zou de bijdrage van de bondscoach kunnen zijn. Het sterrenteam van Nederland A kan onaangetast blijven, daar zal niemand iets op tegen hebben, maar ga voor de EK en het OKT (en de verdere toekomst) alleen voor honkballers die écht iets met Nederland hebben, spelers waar Nederland écht iets mee heeft. Misschien helpt het, wat we nu doen werkt in ieder geval niet. Laten we het proberen nu er nog gehonkbald wordt in Nederland.